Ontwerpers en ingenieurs van het Amerikaanse Kittelson, dat zich richt op het oplossen van complexe mobiliteits- en transportvraagstukken, kijken zeker wat betreft bewegwijzering voor fietsers maar één kant op: naar Nederland. De NBd sprak met drie van hen. ‘Alle slimme oplossingen die ik ooit bedacht heb in mijn werk, heb ik schaamteloos van jullie gekopieerd.’
Tussen Alek Pochowski (Washington DC) en Dorret Oosterhoff (Baltimore) zit een klein uurtje rijden, Margaret Kent (Boston) zit op een goede 8 uur bij hen vandaan. Zouden ze de fiets pakken dan zouden ze theoretisch respectievelijk 4 en 45 uur onderweg zijn. We zeggen ‘theoretisch’ omdat het a. nogal een mijl op zeven is, maar b. vooral de infrastructuur voor fietsers in de VS onderontwikkeld is. De avonturier die het zou aandurven, is een veelvoud van die uren onderweg.
Toch zijn ze collega’s bij het Amerikaanse ingenieurs- en ontwerpbureau Kittelson dat 26 kantoren verspreid over het hele land heeft. Een heel gepuzzel dus, met tijdzones en drukke agenda’s. Maar het lukt – op zijn Amerikaans, waar ‘kan niet’ ontbreekt in het collectieve vocabulaire – heel soepel om een afspraak via Teams in te plannen.
Alle drie zijn ze betrokken bij projecten om mensen uit de auto en op de fiets te krijgen. Alek als ingenieur en ontwerper, Margaret als stedenbouwkundige en Dorret als doorgewinterde administratief ondersteuner. Het was Dorret, geboren Nederlandse, die al ruim 20 jaar in de VS woont en werkt en haar collega’s wees op het artikel over bewegwijzering langs hoogwaardige regionale fietsroutes. Ze merkte het op via de website van de NBd.
Niet veel later verscheen NBd’er Piet Stolk simultaan op beeldschermen van alle 26 kantoren. Hij gaf een presentatie over het hoe en waarom van bewegwijzering rondom fietsen in het algemeen, en langs de zogenoemde snelle fietsroutes in het bijzonder. Tijd voor een gesprek de andere kant op. Wat hebben zij van de ‘Dutch way’ geleerd en tegen welke hobbels lopen ze op? En kunnen wij andersom ook leren van hoe het in de VS gaat?
Wat staat jullie het meest bij van het betreffende artikel en de presentatie van Piet?
Dorret: ‘Als Nederlandse kan ik de situatie tussen onze beide landen goed vergelijken. Toen ik in 2017 weer tijdelijk in Nederland was, merkte ik dat ik het niet meer gewend was om me als fietser in het complexe verkeer te bewegen. Fietsers zijn in Nederland volwaardige verkeersdeelnemers, en zo gedragen ze zich ook. De infrastructuur is erop ingericht dit te faciliteren en bewegwijzering zorgt voor een soepele en veilige doorstroming.’
Margaret: ‘Vooral dat ja, dat de infrastructuur zo ingericht is dat je met de fiets overal kunt komen. Véilig kunt komen ook vooral.’
Alek: ‘Voor ons is Nederland leidend, een inspiratiebron voor innovatieve ideeën. Landen laten zich lastig vergelijken, maar toch laten jullie zien wat er mogelijk is als je volwassen beleid hebt om het fietsen te stimuleren.’
In Nederland zijn fietsers volwaardige verkeersdeelnemers. Hoe is dat bij jullie?
Alek: ‘In Amerika is alles gericht op de auto. We zijn gewend om altijd en overal met de auto te reizen. Wandelen en fietsen zit niet in het systeem van mensen en dat zie je direct terug in hoe de openbare ruimte georganiseerd is. Het is een klassiek kip-ei-verhaal. Omdat fietsen hier vaak een hachelijke onderneming is, doen mensen het ook amper. Toen ik in Nederland was viel het me al op, en het werd bevestigd door wat Piet vertelde; in Nederland voel je je als fietser zelfverzekerd, relaxed en veilig omdat het gewoon goed geregeld is voor je.’
Margaret: ‘Wij hebben eerst een goede infrastructuur nodig voordat we het over bewegwijzering voor fietsers kunnen hebben. Dat ontbreekt nu nog; fietspaden staan los van elkaar, de stippen op de kaart zijn op de meeste plaatsen nog niet met elkaar verbonden. Maar ook op lokaal niveau ontbreekt die bewegwijzering vaak, ook al zijn er wel nationale richtlijnen voor hoe je dat kunt ontwikkelen.’
Dorret: ‘In de VS hebben we twee typen verkeersborden: borden die aangeven wat niet mag, en borden die dicteren hoe je je wél moet gedragen. Zo’n typisch Nederlands bord waarop staat ‘auto te gast’, is hier ondenkbaar.’
Margaret: ‘Er spreekt zoveel respect uit zo’n bordje. Het gaat dan echt om gedrag; dat je automobilisten vraagt rekening te houden met andere weggebruikers. Zelf vind ik dat een heel fijne boodschap, wij kennen dat niet.’
Alek: ‘Dat gaat ook over aansprakelijkheid, over wie er verantwoordelijk gehouden worden als er iets mis gaat.’
Zijn er federale (nationale) richtlijnen waar bewegwijzering voor fietsers aan moet voldoen?
Alek: ‘Ons snelwegennet is ontzettend goed georganiseerd. Voor fietsers zijn er wel richtlijnen, maar minimaal.’
Margaret: ‘Dat wordt grotendeels lokaal bepaald. Ik vind dat ook heel opvallend van de fietsbewegwijzering in Nederland, die aanduiding met letters en nummers. Voor iemand van buiten is de logica van die aanduiding lastig te volgen. Bij ons noemen we fietspaden naar bezienswaardigheden langs de route of naar de lokale politicus die ertoe besloten heeft. Een interregionale route krijgt dan ineens een andere naam over de staatsgrens heen.
Wat zouden wij hier in Nederland van jullie kunnen leren op dit vlak?
Alek: ‘Grappig, ik heb er nooit over nagedacht welke lessen wij voor jullie hebben. Ik kijk altijd eerst naar hoe jullie het doen. Alle slimme oplossingen die ik ooit bedacht heb in mijn werk, heb ik schaamteloos van jullie gekopieerd. Maar als ik toch wat moet noemen; wij hebben een goed systeem waardoor mensen met een lichamelijke beperking zich veilig in het verkeer kunnen bewegen. En we hebben goede stappen gezet bij het toegankelijker maken van wegen voor scooters. Voor ons is dat pure winst, al durf ik als stedenbouwkundige haast niet hardop te zeggen dat ik pro-scooter ben. Ik ben vooral pro-meer keuze; dat er meer te kiezen is dan alleen de auto. We hebben geen vlak landschap zoals bij jullie. Al die heuvels zijn letterlijk en figuurlijk een grote drempel om mensen op de fiets te krijgen.’
Margaret: ‘Elektrische fietsen zijn voor een vlak land als Nederland een goede oplossing, maar in onze heuvelachtige omgeving is deze fiets het ei van Columbus.’
Dorret: ‘Ik heb wel de indruk dat de fietspaden die we hebben nu meer door scooters dan door fietsers gebruikt worden. En door hardlopers.’
Alek: ‘Dat klopt. Die zogenoemde urban trails hebben veel verschillende gebruikers. Dat zie je in Nederland volgens mij ook minder. De fietspaden zijn voor fietsers, punt. Dat laat óók zien dat het volwaardige verkeersdeelnemers zijn; je gaat immers ook niet hardlopen op een autoweg, dus waarom wel op een fietspad?’
Wat is voor jullie de grootste uitdaging als het gaat om het doorontwikkelen van de infrastructuur voor fietsers en daarop volgend de totstandkoming van uniforme bewegwijzering?
Margaret: ‘De infrastructuur in kleine steden en dorpen is totaal ongeschikt voor ontwikkeling van fietspaden; je hebt één drukke weg die de gemeenschap doorkruist en allerlei smalle weggetjes die allemaal daarop uitkomen. De grote weg is gevaarlijk voor fietsers, er rijden ook veel grote vrachtwagens. Omdat de huizen vaak dicht op de weg gebouwd zijn, is verbreden vaak niet mogelijk. Dat is een grote uitdaging voor ontwerpers, om daar een oplossing voor te vinden.’
Alek: ‘Er zijn veel verschillende instanties betrokken bij infrastructuur, centrale coördinatie ontbreekt. Ook kennen wij meer private financiering; als een particulier of marktpartij iets betaalt, wil hij er ook wat over te zeggen hebben. En dan heb je nog het politieke aspect: rode mensen (Republikeinen) rijden auto, blauwe mensen (Democraten) fietsen.’
Margaret: ‘Fietsen is nu iets wat je in je vrije tijd doet. Weinig mensen ervaren het als een manier om van A naar B te komen. In het weekend zet je je fiets op de auto, rij je naar een natuurgebied met een fietspad, je gaat een uurtje fietsen en keert weer met de auto terug naar huis. Dát is hoe het leeuwendeel van de Amerikanen de fiets gebruikt, als ze m al gebruiken.’
Dorret: ‘Dat heeft ook met veiligheid te maken. In Nederland heeft iedereen die een auto heeft, óók een fiets. Ze weten dus hoe ze zich rondom fietsers moeten gedragen. Als je begint met rijlessen is het eerste wat je leert: kijk in je spiegel of er een fietser aankomt. Dat hebben we hier nog te leren.’
Wat ik fascinerend vond om te lezen, is dat er oude spoorwegen omgebouwd worden tot fietspaden. Verbinden die paden steden en is er afstemming tussen de verschillende gemeenten of staten die doorkruist worden door zo’n nieuw fietspad?
Margaret: ‘Eigenlijk is het zonde dat de spoorwegen in verval raakten, dat de trein geen volwaardig alternatief voor de auto meer is. Maar we maken er het beste van door de spoorwegen om te bouwen tot fietspaden.’
Dorret: ‘De stukken waar de rails liggen, zijn al vlak; dat maakt het ideaal voor fietspaden. Het zijn ook prachtige routes die langs beekjes en bossen lopen. Het nadeel is dus dat je er eerst met de auto naartoe moet.’
Hoe zien jullie de toekomst van de fiets in de VS, is het een onderwerp dat op de politieke agenda staat?
Alek: ‘Veel mensen groeien op in de suburbs, de buitenwijken aan de rand van de grote steden. Daar leer je als kind fietsen en ervaar je voor het eerst de vrijheid die je dat geeft. Ineens kan je ergens héén met je vrienden. Zelf kan ik me dat gevoel van opwinding nog levendig herinneren, dat je kunt gaan en staan waar je wilt met een fiets. Als mensen hun rijbewijs halen, zitten ze vervolgens nooit meer op een fiets. Als ik tegen mensen zeg dat ik naar mijn werk fiets, kijken ze me vaak vol ongeloof aan. Toch zie ik wel verandering, langzaam maar gestaag. We hebben een nieuwe minister voor Transport die progressiever is dan al zijn voorgangers. Hij kan het debat over hoe we onszelf verplaatsen nieuw leven inblazen.’
‘Wat we missen, is publieke verontwaardiging over de hoeveelheid verkeersdoden. Elk jaar sterven hier veertigduizend mensen in het verkeer, maar te weinig bestuurders houden zich bezig met hoe het anders kan. Als burgers zich zouden roeren, kan dat veranderen.’
Dorret: ‘Het gaat over meer dan veiligheid; ook over gelijkheid en rechtvaardigheid. Fietspaden zouden niet alleen voor welvarende, witte Amerikanen moeten zijn die in het weekend een pleziertje zoeken. De fiets is een toegankelijk vervoersmiddel dat het dagelijks leven voor álle Amerikanen kan verbeteren. Er zijn miljoenen Amerikanen in de achterstandswijken die geen auto hebben en elke dag noodzakelijke reizen naar ziekenhuis, werk en supermarkt moeten maken. Ik ben blij die shift te zien in ontwerpen. Dat we plannen gaan maken voor de infrastructuur die het dagelijks leven voor iedereen vergemakkelijken.’
Alek: ‘Als jullie in Nederland nou doorgaan met daar allemaal innovatieve ideeën over te lanceren, kunnen wij ze weer van jullie stelen.’